Janny Post
Mijn naam is Janny Post, maar aangekomen op de Martha stichting veranderde ik mijn naam in Marjan Post. Vanaf mijn vierde jaar wilde ik in een kinderhuis werken, en na 18 sollicitatie brieven kon ik op de Martha stichting met net 17 jaar komen werken. Eerst werkte ik in de huishouding op alle afdelingen van het kinderhuis en de linnenkamer. Door aan de zijlijn te staan leer je veel. Met 18 jaar kwam ik op de afdeling Kraaiennest bij Juffrouw Ans, die naar mijn gevoel daar de oorlog nog had meegemaakt en een strenge en duidelijke aanpak had. S ‘Morgens werd een grote kan melk gehaald en iedereen kreeg een bord brinta. Juffrouw Ans wilde vooral eerst drie kilo aanvullen bij de nieuw gekomen kinderen. Ik hield te veel van de kinderen, en huilde het hardst als ze op vakantie of helemaal weg gingen. Thuis maakte mijn moeder jurkjes voor ze met witte kraagjes. Wat ik vooral in de eerste dagen en weken leerde dat de kinderen daar niet dankbaar zijn voor wat je doet. Dat was een heel koude douche en de beste leerschool van mijn leven. Ze hadden soms al zo veel meegemaakt en zoveel leiding zien passeren dat hun vertrouwen vaak diep gedeukt was, en terecht. Daarmee leerde ik te zoeken naar dat stukje kracht wat in ieder mens aanwezig is en waar ik later mijn levensvisie van heb gemaakt.
In de groepen van het kinderhuis waren 13 kinderen van de lagere schoolleeftijd. We hadden veelal drie of vier leidster op een groep die alles runden. Schoonmaken, opvoeden, rapporteren, de was doen, verstellen. Iedere maandag was het wasdag en stond één van de leiding voor het lavet, van alle kinderen de bovenkleding met de hand te wassen. Sokken, truien, broeken enzovoort. Juist in die tijd kwamen er wasmachines, en kregen we er één van iemand, voor alle afdelingen. Dat was natuurlijk geen automaat, en dringen om de beurt. Wat een luxe. Ook het herstellen van de kleding deden we zelf. Schoonmaken deed de leiding ook, iedere dag, iedere week en grote schoonmaak eenmaal per jaar. De vloeren werden geboend en in de was gezet, en met een machine uitgewreven. Wc en badkamer schoonmaken is de belangrijkste les wanneer je daar werkte. In die tijd kon ik nog net met mijn huishoudschool en kinderverzorging opleiding aan het werk. En ik mocht op de Martha stichting beginnen aan de kinderbescherming opleiding. Maar de eisen werden bijgesteld en men ging alleen hoger geschoold personeel aannemen. Voor mijn gevoel veranderde daardoor veel. Want wat je toch het eerst moest leren was plee boenen, en dat ontbrak behoorlijk. Daardoor kwam er huishoudelijk personeel, en was er steeds meer nodig om alles draaiende te houden. Het waren in eerste instantie vooral de geboren moedertypes die in de kindertehuizen werkten. Daarin vond je veel bezielde mensen, wat langzaam maar zeker verdween. Toen ik in de jaren 90 nog enkele jaren werkte op een pedagogisch instituut in Oosterbeek, bemerkte ik het grote verschil met leiding. In de jaren dat ik op de Martha Stichting werkte was de leiding meer met hun hart betrokken bij het gebeuren. Nu kiest men vaak een vak. Wanneer door wat voor omstandigheden dan ook er een aantal kinderen uit één gezin kwamen werden ze op leeftijd verdeeld in verschillende groepen. Dat vond ik altijd heel erg, de kinderen hadden daardoor meteen niet veel contact meer met elkaar. Ik had daar erg veel last van. Ik denk ook wel dat meerdere kinderen elkaar zo zijn kwijtgeraakt. Ook vond ik het erg moeilijk te verteren dat kinderen soms naar een pleeggezin gingen, wat heel vaak of eigenlijk meestal, mis liep. Wanneer ze dan na enkele maanden terug kwamen konden ze niet meer geplaatst worden in de hun bekende afdeling maar elders waar plaats was. Soms was het zelfs een ander kinderhuis in een andere woonplaats omdat er geen plaats meer was. Daardoor heb ik veel kinderen zichzelf zien verliezen. Dat was vooral wanneer kinderen zeer jong geplaatst werden en er een pleeggezin werd gezocht. Ze hadden geen andere herinnering als de afdeling, dat waren hun moeders. Soms kregen de kinderen nieuwe kleren en kwam er kennelijk een winkel met een hele zooi kleding naar het linnenhuis, waar je om beurten met de kinderen jassen en dergelijke mocht uitzoeken. Er hingen dan rekken vol en ze mochten deels zelf kiezen. Dat ging zo ook met schoenen. Er was ook een kruidenierswinkeltje waar je als afdeling je inkopen deed voor de broodmaaltijden en snoeperijen. Je kreeg een bepaalt budget per kind, en er was eigen Martha Stichting geld. Je schreef de boodschappen in het boekje, dat werd ingeleverd en dat kon je dan later ophalen. Daarmee werd per afdeling toch een beetje bepaalt wat er op brood werd gegeten. Het brood en vleeswaren en beleg werd per dag afgeleverd. Evenals de melk. De warme maaltijden kwamen uit de centrale keuken en waren redelijk. Ik herinner me nog de spruitjes met appelmoes op zondag, en de hap op maandag. Dat was dan stamppot met spruitjes, appelmoes en aardappels. Er werd voor de kinderen na het eten uit de bijbel gelezen, en wat ik nooit vergeet, is het rondje levertraan, wat toen iedereen nog nam. Er zat een stuk watten om de fles en je goot in iedere mond een scheut. Brrrrr. Maar ja, nu zou het misschien voor veel mensen wel goed zijn om dat weer te doen.
|
Ooit heb ik met een afdeling de voorstelling van de Fabeltjes krant gemaakt. Alle maskers maakte ik met de kinderen van karton, volgens de afbeeldingen van het programma. Ook een Chinezen voorstelling herinner ik me nog uit de kerk, waar ik het verhaal vertelde achter de schermen en de kinderen het speelden. Dat was voor een verjaardag of afscheidsfeest van juffr. Jennie, adjunct van het kinderhuis. Er waren in die tijd 385 kinderen en 200 man personeel. Ik woonde in op een kamer boven de kantoren, in het gebouw wat er nog staat. De foto’s van Judy van de Zanden geven soms weer hoe we met elkaar optrokken en feestten. Er mochten geen mannen op de kamer komen, dus kwamen die door de goot naar de kamer. Een keer kwam ook mijn toekomstige echtgenoot een keer en vertrok op sokken de trap af op de hoop dat er niet iemand van de leiding, die ene etage lager woonde, net naar buiten zou komen. Toen stootte hij in de gang een grote koperen bel van de trap af die gebruikt werd als er voor iemand telefoon was. Als een speer verstopte hij zich buiten in de bosjes. We hebben er veel lol gehad. Ik organiseerde ook nogal eens een strandwandeling na de avonddienst van 11 uur. We gingen dan met een grote groep naar het strand, gingen om 3 uur naar bed en moesten vaak al om 6.30 uur weer beginnen.
Ook kwamen rond 1968 de eerste mannen in het kinderhuis, naast 40 leidsters. Dat was grote hilariteit. Ik zag foto’s van Henny Maste, hij en Klaas Terpstra waren de eerste mannen en ze hadden het behoorlijk te verduren met alle kippen. Ook kwam er later een mannelijk hoofd, dat was helemaal spektakel. En het bracht zeker leven in de brouwerij. Voor de kinderen was het erg leuk, want voorheen was er geen man te bekennen. De creativiteit was ongekend, met feesten zoals koninginnedag verzorgde de leiding alle kleding voor de thema feesten, zoals te zien zijn op de foto’s van Judy. Ik vraag me af of de kinderen daaraan net zo leuke herinneringen hebben als de leiding. Dat zal zeker anders zijn. Ook zou ik wel eens willen weten wat kinderen zich nu herinneren aan zo een periode. Knaagt dat nu nog, of hebben ze het toch als goed ervaren? Ik herinner me nog veel kinderen bij naam en karakter waar ik bij gewerkt heb. Ik ben zelfs nog naar een bruiloft geweest bij Loes, uit het Oosterpark.
Het Noorderpark lag langs een weg, wel achter het terrein, maar je moest helemaal omlopen, er was geen aansluitende toegang tot het bestaande terrein. Het waren een aantal nieuwe panden voor grote jongens die geopend werden.
ONWEER De slaapzalen waren 13 bedden op een rijtje, met daartussen houten schotten zodat ze elkaar niet konden zien. Op de tien afdelingen waren er op de avond van 8 tot 11 uur twee man leiding, en daarna kwam er op iedere afdeling iemand slapen in een kamertje binnen de slaapzaal. Het onweerde vreselijk toen ik de slaapdienst had, en de nachtdiensten besloten eerder naar de slaapzalen te gaan. Terwijl we ieder naar onze afdeling liepen sloeg ook het licht uit en daar stond je dan alleen, in een hels kabaal, met 13 bange kindertjes, en zelf net 18 jaar. Ik deed kaarsjes aan, verzamelde de kinderen op een paar bedden en we gingen liedjes zingen, boven het onweer uit. Mijn eigen angst overzong ik ook, want daarvoor was geen plaats. De volgende ochtend bleek een enorme boon net langs onze ramen gesuisd te zijn. Op de site staan ook foto’s van Bea. Op een keer duwde ze in de gang de klapdeur naar buiten open, en schoot met haar arm door het glas heen. Het vet van haar arm werd er afgesneden en er hing een grote lap vlees naast haar arm. Ik stond ernaast en meteen rende en rende ik naar het ziekenhuisje wat achter het kinderhuis lag. Daar aangekomen werd ze geholpen en naar het ziekenhuis gebracht. Ik was net 17 en herinner me dat nog als een heftige gebeurtenis. Het ziekenhuisje werd beheerd door twee zusters. Kinderen of leiding die ziek waren verbleven daar. De zusters waren altijd erg lief en vooral lekker knussig.
Ook was er een grote tuin waar een meneer werkte, met één van de jongens. Iedere week werden er zelf gekweekte plantjes gebracht op de afdelingen. Dominee Walpot was een zeer eigentijdse dominee. Met de kinderen gingen we iedere zondag naar de kerk op het terrein, waar dominee alle kinderen op zeer bijzondere manier betrok in de beleving. Wat vooral in die tijd uitzonderlijk was. Op verzoek verplaatste ik naar het Oosterpark, dat waren losse huisjes met verticale groepen met kinderen van 4 tot 17 jaar. Dat was een totaal andere sfeer en minder kinderen op een afdeling. De kinderen hadden daar eigen kamers en de huiskamer deed ook meer aan een gezin denken. In die tijd had ik ook Jaap leren kennen, groepsleider op het jongenspaviljoen. Er waren toen nog zo goed als geen auto’s te zien op het terrein, en er begon net de interesse in een auto te komen. We huurden wel eens een auto, maar tenslotte kochten we een eend. Daarmee kregen we een giga auto ongeluk waar mijn leven gevreesd werd, na een half jaar kwam ik danig verandert terug op het Oosterpark. Na zeer korte tijd kreeg iedereen een auto en stond opeens het hele terrein vol auto’s. Jaap en ik trouwden in 1970 een echt Martha Stichting huwelijk. Vlak voor het huwelijk bood Dominee Walpot, die in de pastorie woonde, zijn bovenetage aan. Hij zegende ook het huwelijk in. En tevens meldde zich een oud collega die een baan aanbood in jongenshuis Hoenderlo, waar we naar vertrokken. Helaas, want het betekende voor mij einde van mijn droom, werken in een kinderhuis. En dat was echt de Martha Stichting. Toen ik er vertrok heb ik uren gehuild, en terecht, want jaren lang heb ik er spijt van gehad. In Hoenderlo woonden ook Jan en Iet, ook een echt Martha Stichting huwelijk. Iet werkte ook op het kinderhuis, en Jan op de Arendshorst. We hebben nog heel lang contact met elkaar gehad. Mijn herinnering aan de Martha Stichting is er één van warmte, daar wilde ik zijn. 17-02-2010 |