Terug naar:  Mijn Verhaal  Hoofdmenu

 

Ferena Klop Mol

 

 Oorlog in de Martha-Stichting

Beleefd door Ferena Klop Mol.

 

 

 

Deel 1

-Na een logeerpartij bij onze oom en tante in Alphen, bracht de tante ons eind
september 1940 naar de Martha-Stichting. Mijn broertje was viereneenhalf en
ik bijna 7 jaar. Wat ik daar op dat terrein zag deed mij huppelen.
Schommels, een wip  een zandbak en een heleboel kinderen.

-Nou, dat viel allemaal lelijk tegen. Wij werden uit elkaar gehaalden ik kwam
terecht bij een vreselijke juffrouw. Zij heette Geert Ploeg maar werd
Geert Knoet genoemd. Zij regeerde met ijzeren hand. Aan tere kinderzieltjes
werd in die tijd nog niet gedacht. Er waren strafbanken en viespeukenbanken.
’s Nachts moest je je melden bij de juf haar kamer als je naar de w. c. moest
Volgende dag op de viespeukenbank.Je probeerde het op te houden en plaste dan in
je bed. Drie dagen viespeukenbank na eerst onder de koude douche te zijn gezet.
Dat betekende dat je niets op je brood kreeg, geen extra hap eten en niet aan leuke dingen
mee mocht doen.
Lustte je het eten niet kreeg je het bij elke maaltijd voor je neus..Na drie dagen kwam
Mevrouw Meier, de vrouw van de directeur, kneep je neus dicht net zo lang tot je die
vieze prak van drie dagen oud, onder luid protest naar binnen had gewerkt. Dan kon je
er weer voor een weekje tegen want iedere week kwam dat weer terug.
Maar ik paste me toch snel aan.
De oorlog duurde voort, ook al merkten we daar toen weinig van.

-Maar begin 1942 werd de Matha-Stichting in beslag genomen door de Duitsers.
Binnen een bepaalde tijd moesten zo'n 500 kinderen plus het personeel er uit.
Dat moet een zware slag geweest zijn voor dominee Meier, de directeur.
Ben er nooit achter gekomen hoe dat in z;n werk is gegaan.
Er kwamen grote verhuiswagens die de bedden, banken tafels en alles meenamen.
Onze afdeling mocht een nachtje slapen bij mensen in de
Jongkindt Koninkstraat en de volgende dag stonden er bussen klaar om ons
naar een nieuw onderkomen te brengen in Nieuwersluis.

Twee buitenplaatsen naast elkaar. Over-Holland en Sterrenschans
Baby's en kleuters in Over-Holland en de rest in Sterrenschans.
We kregen daar ook les. Twee meisjes en ik zaten in de derde klas en dat werd mijn
geluk want op zekere dag kwam een aardige juffrouw ons halen om te worden
overgeplaatst naar Barneveld waar de andere meisjes van de derde klas waren.
Eindelijk verlost van Geert Knoet.
We gingen met de trein maar wat er nou gebeurd is? Gingen we te laat weg?
Had ze een verkeerde trein genomen? In ieder geval kwamen we 's avonds in Ede
terecht en konden we niet verder want na acht uur mocht je niet meer buiten zijn
Alles moest ook verduisterd zijn. Er mocht geen sprankje licht schijnen.
Daar stonden we dan. Zij heeft iemand aangeklampt en die nacht sliepen we met ons vieren
in een tweepersoonsbed in een hotel en de volgende dag kwamen we in Barneveld aan in
De Schaffelaar, een echt kasteel. Van Barneveld weet ik dat Jan van Schaffelaar daar van
de kerktoren is gesprongen
Mijn broertje was met alle jongens ovegeplaatst naar de Vanenburg in Putten. Gelukkig
waren zij daar weg voor de razzia. Maar ook uit Barneveld werden we verjaagd. De Schaffelaar
werd een doorgangshuis voor Joden die naar Duitsland afgevoerd werden. Wij stapten weer
in een bus op weg naar Brummen. 

 Wordt vervolgd.

12-04-2013

 

Deel 2 - Brummen

Oorlog in de Martha-Stichting   1943- ‘44

 

 

 

Niet zo imposant als de Schaffelaar maar het heette toch Kasteel Quazenboch.
Daaraan was het koetshuis gebouwd, zie rechts op de foto.
Baron Sytzama, de eigenaar, stalde daar eerder zijn rijtuigen, maar nu stond het leeg.
Links van de pilaren was de kamer van onze juffrouw Jeanne de Jong.
Een lief mens die ons ook uit Nieuwersluis had opgehaald. Links van haar kamer was onze woonruimte en aan de achterkant sliepen wij.
Rechts van de pilaren woonden de oudere meisjes en boven de meisjes van 16 jaar en ouder. Totaal waren er wel 90 meisjes.
Al het personeel en meisjes sliepen op de zolder behalve onze juffrouw en wij.
Rondom het gebouw lag grind en voor het huis een groot gazon waar we vaak spelletjes op deden.
Een ijzeren hek scheidde ons van de toenmalige hoofdweg tussen Apeldoorn en Arnhem. Aan de overkant van de weg waren korenvelden
Waarom ik dit zo uitgebreid beschrijf? Dat wordt later belangrijk.


Ongeveer 20 meisjes, waaronder ik, gingen in het dorp Brummen naar school.
Vier maal per dag een half uur heen of terug lopen op onze klompen.
Soms hadden we een gelukkie en mochten we meerijden met een boer met zijn paard en wagen of met iemand met zijn auto met laadbak.
De rest van de meisjes kreeg les aan huis van twee onderwijzers die uit Alphen kwamen.
Meneer Ploeger en meneer van Wijk. Ook kwam er een godsdienstleraar uit Brummen die mooie verhalen uit de bijbel kon vertellen.
Meneer Timmermans. 's Zondags  maakten we lange wandelingen als het mooi weer was, tussen de akkers en de velden.
Bv naar de Baron die aan de IJssel woonde. We leerden veel onderweg. Het verschil tussen tarwe, rogge en gerst tussen knollen en gewassen.
Tussen beuken en berken. De meeste meisjes kwamen uit de stad en er ging een nieuwe wereld voor ons open
.

 

 

Ook mochten we aren lezen bij de boeren (korenaren die bleven liggen na de oogst)
Daar werd dan pap van gamaakt We werden uitgenodigd om bij een boer in zijn boomgaard kersen te komen eten en
bij weer iemand anders om naar pasgeboren biggetjes te komen kijken.
Maar het werd ook spannender want de v1 en v2 kwamen over op weg naar Engeland.
De v1 maakte een hard pruttelend geluid en de v2 hoorde je niet maar ze konden zomaar opeens uit de lucht komen vallen.
We hielden ze goed in de gaten Ze hebben in Engeland vele mensen gedood en veel gebouwen verwoest.
's Nachts konden we vaak niet slapen vanwege zware bommenwerpers op weg naar Duitsland Het werd dreigender en gevaarlijker.
 

Opeens waren er Duitsers in zwarte pakken in het koetshuis.
Zij hadden zwarte open karren met zwarte paarden ervoor bij zich.
Op die karren stond met witte letters geschreven: Lieber Tot dan Schlaaf .
Waren het SSers of Oostenrijkers? Ik weet het niet. Wij mochten ons niet met hen bemoeien.
 

Wordt vervolgd.

13-05-2013

Deel 3 - De Bevrijding

De Geallieerden landden in juni 1944 in Normandie. De strijd was daar hevig. Er werden vele verliezen geleden maar ze kwamen toch steeds dichterbij.
De v1 en v2 kwamen regelmatig  over. De V1 maakte het geluid van een helicopter. De v2 hoorde je niet.
We hadden ook menigen slapelozen nachten vanwege de Engelse bommenwerpers op weg naar Duitsland.
Maar de Geallieerden rukten op. Wij kregen allemaal een opgerolde deken,
met lussen van touwen waar we onze armen door konden steken, aan het voeteneinde van ons bed.
In de kelder werden tribunes gemaakt en een vluchtroute. Er werd verteld dat de Duitsers uit het koetshuis daarmee geholpen hadden..
Maar ik was er niet bij. Wij gingen nog steeds in Brummen naar school.


Half juli tot eind augustus was het zomervakantie. Het was prachtig weer. Overdag was het vrij rustig in de lucht buiten de v1 en v.2.
We zaten vaak  achter het huis bonen af te halen en kolen klein te snijden voor de inmaak.
Er was veel troepenbeweging van Duitsers op de weg.
Wat wisten we eigenlijk? Zeker als kind helemaal niets. Naar de radio mocht je niet luisteren.
Die had men moeten inleveren maar er waren veel mensen die dat stiekem toch deden. Later ben ik daar allemaal achter gekomen.
In september 1944 was het zuiden van het land voor een groot deel bevrijd.
Ook in september 1944 kwam de order van de Nederlandse regering, die in Londen zat, tot de treinstaking zodat er geen Duitse troepen
meer vervoerd konden worden. Ook werd in september de slag bij Arnhem geleverd.
Brummen ligt hemelsbreed niet ver van Arnhem. We gingen niet meer naar school. Te gevaarlijk.


Ook de onderwijzers, meneer Ploeger en –van Wijk konden niet meer terug vanuit Alphen waar zij woonden.
We zagen brandende vliegtuigen neerkomen, hoorden het gebulder van de kanonnen en zaten veel in de kelder. 
Zowel bij dag als bij nacht.90 meisjes plus het personeel. Ieder had een eigen plek.
Allemaal met een opgerolde deken op onze rug en we zongen de mooiste liederen.
Na een felle strijd van tien dagen, met vele doden en gewonden, was de strijd gestreden. Arnhem, Nijmegen en andere plaatsen lagen in puin en waren bevrijd.
Maar Brummen nog niet.


Door de treinstaking was er ook geen toevoer van voedsel naar het westen van het land. Vooral in de grote steden werd honger geleden die winter.
Menigeen probeerde wat voedsel te bemachtigen. De mensen kwamen naar het platteland, naar  de boeren om wat te eten te vragen.
We hebben ze gezien. Drommen mensen met kinderwagens, bakfietsen, fietsen met houten banden enz.
Zij probeerden hun kostbaarheden, zoals gouden sieraden, te ruilen voor wat eten.
Als ze geluk hadden kwamen ze ermee thuis maar op veel strategische punten stonden Duitsers en eisten alles op. Veel mensen en kinderen zijn van de honger omgekomen.
 

Kerstfeest 1944 werd met ons allen samen gevierd .Meneer Timmermans, de godsdienstleraar, was er ook bij met zijn vrouw en twee kleine dochtertjes.
Hij vertelde weer een prachtig verhaal. Het zou zijn laatste Kerstfeest zijn...  

 

Maart 1945
 
De Canadezen en Engelsen rukten op vanuit het noorden
Zo plotseling als de Duitsers waren gekomen, waren ze uit het koetshuis verdwenen. De Duitsers vluchtten met alles wat ze te pakken konden krijgen.
Het was druk op de weg met militaire vrachtwagens, huifkarren, auto’s, paarden en vooral veel fietsen. Maar niet alle Duitsers trokken weg.
 
In maart werd er vreselijk gevochten in en rond Appeldoorn. We zaten veel in de kelder.
Laagvliegende vliegtuigen waarvan sommigen bij ons in de buurt werden neergeschoten..
En wij maar zingen in de kelder: er ruist langs de wolken en nog veel meer van die schone liederen. Nou, ruisen deed het niet.
Af en toe stond het huis te schudden. Ook Brummen werd niet gespaard.
Er viel een bom in de tuin. Meneer Timmermans werd getroffen door een granaatscherf en was op slag dood.
Eén meisje werd alle spanning en lawaai te veel. Ze was dag en nacht aan het gillen en schreeuwen. Ze zag overal bommen vallen. Later werd ze in een ziekenhuis opgenomen. We hebben haar niet meer gezien.
 



 Half april 1945
 
Het geweld werd minder. We konden eindelijk weer eens lekker slapen. Maar op een nacht stond opeens de juffrouw aan mijn bed en maakte mij wakker.
Ik moest met haar meekomen naar haar kamer en bij haar in bed kruipen. Ze was erg zenuwachtig. "Hoor", zei ze ;"Daar is het weer." En ja, ik hoorde het ook.
Het grind knerpte. Erliepen mensen rond het huis. Ze zei dat ik naar de zolder moest gaan om juffrouw Greet Ketellapper wakker te maken
en te vragen of ze naar beneden kwam.
Ik schrok me naar. Waarom moest ik dat doen? Helemaal naar de zolder? Daar was ik nog nooit geweest
en ik was  éen van de jongste meisjes. Maar  eerst keek ik stiekem door een kier in de gordijnen.
En wat ik daar zag...

 

Boven het korenveld, aan de overkant van de weg, hingen oranje lichtgevende ballen. Lichtkogels. Sprookjesachtig en eng.
In mijn lange witte nachtjapon en met knikkende knieen ging ik de trap op tegenover het bordes, bang dat ik in mijn rug geschoten zou worden.
Op de eerste etage brandden flikkerende olielampjes die de engste schaduwen maakten.Nog een trap op en ik klopte aan haar kamerdeur.
Ze zou komen maar ze kwam niet. De hele spannende tocht moest ik nog een keer maken. Na lang wachten kwam ze eindelijk en mocht ik weer naar mijn bed.
De volgende dag was het prachtig weer en opeens kwamen twee motorrijders het hek binnen rijden. Het waren Canadezen.
Zij hadden de nacht ervoor het terrein verkend of er nog Duitsers waren. Hoera! Wij waren bevrijd en we kregen allemaal een halve reep chocola.
Wat een traktatie.Maar toen hoorden we ook dat de baron en het hoofd van de school, vlak voor de bevrijding, tegen de muur van het postkantoor,
tegenover de school, gefusilleerd waren. Blijdschap en droevenis.


 

In september gingen we weer terug naar Alphen, maar niet voordat we afscheid hadden genomen van de Brummenaren.
In een zaaltje in het dorp gaven we een afscheidsfeestje met zang, dans en toneelstukjes. Ook iets met bloemen.
Ach, de meeste oudere meisjes waren al roosjes in de knop maar ik was nog steeds elf jaar en nog niet zover.
Nee, ik ontluikte als een narcis van knalgeel crêpe-papier en zong er ook nog een liedje bij.
De avond was geslaagd en we kregen een groot applaus.


 

In oktober kwam mijn broertje ook weer terug.
We hadden elkaar drieeneenhalf jaar niet gezien. Mijn kleine broertje was groot geworden: negen jaar.
Alle kinderen die uit Brummen kwamen waren een tijd niet naar school geweest en moesten een klas overdoen.
 
Vele jaren later...
 
Inmiddels woont een dochter van mij in Zutphen.
Als we daar naar toe rijden zie ik in de verte de Quazenbosch liggen.
Ik denk met plezier aan die tijd terug...

Ferena Klop Mol
 
 
Voor vragen en opmerkingen: f.klopmol@upcmail.nl

 

25-05-2013

Terug naar boven